Wat doet de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) als er een melding binnenkomt van (vermoedens van) kindermishandeling? Welke maatregelen kan de RvdK nemen en welke gevolgen hebben die voor het gezin? In dit artikel geven raadsonderzoekers Vera Nater en Anneke Arends een inkijkje in de werkwijze van de RvdK. Ze leggen uit welke middelen de RvdK tot zijn beschikking heeft en welk doel daarin centraal staat: zo licht mogelijk, zo zwaar als nodig.
De RvdK kan op verschillende manieren een verzoek tot onderzoek binnenkrijgen: via de gemeente, een gecertificeerde instelling (GI) of via Veilig Thuis. Vermoeden of constateren zij kindermishandeling en zijn er zorgen over de mate waarin ouders hulp willen accepteren, dan dienen zij een verzoek tot onderzoek in bij de RvdK. Vera let uit: ‘Voordat een raadsonderzoeker aan de slag gaat, toetsen wij of een onderzoek door de RvdK gerechtvaardigd is. Daarvoor lopen we een aantal vragen na. Zoals: Is voldoende hulpverlening ingezet om de situatie op te lossen, bijvoorbeeld door inzet van het netwerk? Is er geen vertrouwen in de opvoeding van de ouder(s)? Is de opvoeding onveilig of niet ten behoeve van het kind? Is het antwoord op een van deze vragen nee, dan wijzen wij een verzoek tot onderzoek af. De melder gaat dan zelfstandig verder met het gezin.’
Verschillende rollen
Bij gezag- en omgangszaken (G&O) doet niet een GI of Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek, maar de rechtbank. De RvdK heeft bij G&O-zaken daardoor een adviserende in plaats van verzoekende rol. Hierin verschilt dit type onderzoek van andere onderzoeken. De rechter vraagt de RvdK om advies over bijvoorbeeld welke omgangsregeling in het belang van het kind is. Gedurende het hele onderzoek heeft de RvdK de verantwoordelijkheid om de veiligheid van het kind te waarborgen. Anneke verduidelijkt: ‘Scheidende ouders zijn vaak alleen met elkaar bezig. Als dat ertoe leidt dat het kind geen contact kan of mag onderhouden met de uitwonende ouder, dan kan de RvdK alsnog een verzoekende rol aannemen. De RvdK kan de rechter dan vragen om gedwongen hulp via OTS in te zetten, waardoor een gezinsvoogd afspraken met ouders kan maken.
Onderzoek doen
Tijdens de intake wordt bepaalt welk type onderzoek nodig is. Waar mogelijk wordt bij de intake ook een opzet gemaakt voor de uitvoer van het onderzoek. Daarna wordt de zaak overgedragen aan een raadsonderzoeker. ‘Die maakt als eerste een samenvatting van alle beschikbare informatie,’ legt Anneke de vervolgstappen uit. ‘De samenvatting bespreekt de raadsonderzoeker met het kind en de ouder(s). Vervolgens spreekt de raadsonderzoeker met de ouders en het kind, de school, betrokken hulpverlening en andere professionals die bij het gezin betrokken zijn. De melder wordt op de hoogte gehouden en geraadpleegd. Een huisbezoek vindt plaats als de melding daar aanleiding toe geeft. Bijvoorbeeld als er zorgen zijn dat een kind opgroeit in een verwaarloosd huis, kan ik daar tijdens een huisbezoek meer zicht op krijgen. De informatie uit de gesprekken wordt besproken met een gedragsdeskundige en – indien nodig- juridisch deskundige. Samen maken we een afweging welke uitkomst het meest in het belang van het kind is. De uitkomst van het onderzoek delen we met het kind, de ouder(s) en de melder.’
Interactie
Het gesprek met de ouders en het kind geeft noodzakelijke informatie over hoe zij de situatie beleven en wat zij denken dat nodig is om de situatie te veranderen. De interactie tussen ouder en kind kan inzicht geven in hoe zij met elkaar omgaan. Anneke: ‘Het kan waardevol zijn om te zien hoe een kind tijdens het gesprek met de raadsonderzoeker afscheid neemt van de ouder. En of een ouder het kind gerust kan stellen.’ Tegelijkertijd moet een raadsonderzoeker volgens Anneke ook door de stress en spanning van ouders heen kijken. ‘Een gesprek met een raadsonderzoekers kan ouders onzeker maken. Ze kunnen het gevoel hebben dat ze zich moeten verdedigen. Om ze gerust te stellen sta ik daarom ook stil bij de dingen die goed gaan in het gezin. Hierdoor ontstaat een overzicht van de positieve punten en risico’s binnen het gezin. Met deze informatie kan de raadsonderzoeker een juiste afweging maken voor welke interventie nodig én haalbaar is voor het gezin.’
Zo licht mogelijk en zwaar als nodig
In het rapport van de raadsonderzoeker staat de (indien nodig) gewenste maatregel om de bedreigde ontwikkeling op te heffen. Er zijn verschillende civielrechtelijke maatregelen: een (voorlopige) ondertoezichtstelling ((V)OTS), een machtiging uithuisplaatsing (MUHP) en een gezagsbeëindigende maatregel. ‘De meest voorkomende maatregelen zijn een OTS en VOTS,’ vertelt Vera. ‘Deze maatregelen betekenen dat het kind onder toezicht wordt gesteld van een jeugdzorgwerker en de ouders gedwongen hulp moeten accepteren. De jeugdzorgwerker komt een het gezin minimaal drie maanden en maximaal een jaar helpen om de problemen op te lossen. Een OTS kan voor maximaal een jaar worden uitgesproken, maar kan ook korter. Als het jaar voorbij is, kan de gezinsvoogd de kinderrechter vragen de maatregel verlengen indien nodig. Maar wordt de veiligheid van het kind zo ernstig bedreigd dat thuis wonen tijdelijk geen optie meer is, dan zullen we een de rechter verzoeken om de kinderen uit huis te plaatsen of het gezag van de ouder(s) – voorlopig - te beëindigen.’
Nauwe samenwerking
De RvdK werkt in de bestrijding van huiselijk geweld nauw samen met ketenpartners zoals het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Vera en Anneke vertellen over een aantal succesvolle initiatieven in hun regio. Een daarvan is het contact tussen politie, OM en Veilig Thuis bij spoedzaken waarin sprake is van zware, strafbare kindermishandeling. ‘Dat contact verloopt via WhatsApp,’ vertelt Vera. ‘We zitten met elkaar in een WhatsApp-groep, zodat we snel kunnen afspreken om fysiek bij elkaar te komen.’ Een ander voorbeeld wordt uitgelegd door Anneke. Zij beschrijft hoe de RvdK, Veilig Thuis, GI’s, politie, forensisch deskundigen en specialistische hulpaanbieders wekelijks samenkomen om te adviseren over de aanpak van vermoedens van seksueel misbruik: het Twee- of Meersporenteam (TMT). ‘Door deze samenwerking hebben we het eerder en vaker over huiselijk geweld,’ concludeert Anneke. ‘Ik denk dat het effectief stoppen van huiselijk geweld daarmee begint.’