Gersom werkt nu bijna zes jaar als raadsonderzoeker. Vooral de combinatie tussen menselijk contact en inhoudelijke uitdaging spreekt hem aan: “Je praat met kwetsbare kinderen en tegelijkertijd doe je diepgaand onderzoek. Je bent zowel emotioneel als rationeel betrokken bij de casus. Die combinatie is mooi, maar vraagt ook om een balans.”
“Toen ik net begon, was ik nog erg op zoek naar die balans. Ik onderzocht een zaak waarin we overwogen om het kind van een zwangere vrouw uit huis te plaatsen, zodra het geboren was. ’s Avonds in bed kreeg ik een naar onderbuikgevoel. We konden feitelijk en juridisch onderbouwen waarom het kind direct uit huis moest, maar emotioneel zat het me niet lekker. De volgende dag heb ik opnieuw overlegd met mijn collega’s en zijn we op een ander spoor uitgekomen, waarbij de baby in ieder geval de eerste periode bij de ouders kon blijven. Daardoor verdween bij mij de twijfel, omdat ik nu met hoofd en hart achter onze beslissing stond. Sindsdien dubbelcheck ik altijd elke zaak: snap ik wat we doen en kan ik het oprecht verantwoorden als ik het kind over tien jaar zie? Die voorwaarde is denk ik noodzakelijk om dit werk te kunnen doen.”
Behoefte
“Ik weet nog goed waarom ik raadsonderzoeker wilde worden. Van huis uit was ik gewend dat je andere mensen helpt. Mijn ouders hebben beiden een zorgverlenend beroep en leerden mij de waarde van andere mensen op weg helpen. Daarom ging ik maatschappelijk werk en dienstverlening studeren. In het tweede jaar daarvan gaf een raadsonderzoeker het vak ‘onderzoeksmethoden’. Het werd gegeven op een onmogelijk tijdstip, maar als een van de weinigen vond ik het geweldig. Het was verdiepend en legde uit hoe je onderzoek moest doen in de sociale- en juridische context van kindsituaties. Menselijk contact en diepgang kwamen erin samen: precies waar ik behoefte aan had.”
Groeien en leren
“Wanneer je onderzoek doet, voer je na je dossieranalyse gesprekken met verschillende mensen en instanties. De belangrijkste gesprekken daarvan zijn die met het kind en de ouders. Dat is niet altijd makkelijk. Je moet je inleven in de situatie van het kind om echt contact te kunnen maken, tegelijkertijd moet je in staat zijn om op een goede manier te praten over zware onderwerpen, zoals misbruik of mishandeling. Bovendien moet je voldoende afstand bewaren om tot een onafhankelijk en objectief advies te komen. Vervolgens voer je een multidisciplinair overleg met bijvoorbeeld juridisch deskundigen en/of gedragsdeskundigen, waarna je je uiteindelijke rapport schrijft. Dat is bureauwerk: voor de een minder leuk, voor mij juist een uitdaging. Wat is de kern van je onderzoek? Welke woorden gebruik ik zodat alle betrokkenen begrijpen wat er staat? Hier zit de inhoudelijke uitdaging van het werk, waarin je kunt blijven groeien en leren.”
Waarde
“Dit werk geeft voldoening, omdat je kinderen kunt helpen, maar het vraagt er ook een bepaalde mentaliteit voor terug. Als raadsonderzoeker kom je in de persoonlijke levenssfeer van mensen en daardoor wordt mogelijk iemand geraakt, gekwetst of verdriet aangedaan. Toen ik net startte, had ik nog de naïeve hoop dat ouders mijn overwegingen altijd zouden begrijpen. Maar de realiteit is dat de meeste ouders zoveel zorgen hebben, dat ze op dat moment niet altijd in staat zijn om de consequenties van hun handelen voor hun kinderen te overzien. Terwijl ik daar graag veel aandacht aan zou willen besteden. Ik ga ervan uit dat ouders het beste voor hebben met het meest waardevolle in hun leven: hun kinderen. Als het toch niet goed gaat, is er nagenoeg altijd sprake van onmacht. Als je vanuit die insteek met ouders kan samenwerken, dan ontstaat er ruimte om samen met hen na te denken over een betere toekomst voor hun kind. Dat maakt dit werk zinvol.”