Raadsonderzoekers, gedragsdeskundigen: uw werk doet ertoe. Kinderrechters leunen bij ingrijpende beslissingen sterk op uw rapporten, adviezen en expertise. Dit geldt ook in jeugdstrafzaken. Zo volgt bijvoorbeeld uit onderzoek dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming zwaar meeweegt in – en een sterke voorspeller is voor – de beslissing van de rechter om een jeugdige verdachte al dan niet vrij te laten uit voorlopige hechtenis. Dit maakt het des te belangrijker dat adviezen van de Raad zorgvuldig tot stand komen en dat daarin geen ongerechtvaardigde ongelijkheden optreden.
Dit laatste blijkt in de praktijk niet zonder meer gegarandeerd. Onderzoek uit 2017 liet al zien dat jeugdige verdachten met een migratieachtergrond en jeugdige verdachten met een licht verstandelijke beperking onder soortgelijke omstandigheden minder kans hadden op een positief schorsingsadvies van de Raad, waarmee zij minder kans hadden om door de rechter uit voorlopige hechtenis te worden vrijgelaten dan andere jeugdige verdachten. Kortom: ook adviezen van de Raad dragen mogelijk bij aan ongelijkheden in het jeugdstrafrecht.
In de loop van 2023 heb ik samen met Britse collega-onderzoeker Caroline Lanskey een verkennende studie verricht naar mechanismen die ten grondslag liggen aan ongelijkheden in de jeugdstrafrechtsketen in Engeland en Nederland. Hieruit kwamen diverse knelpunten naar voren die mogelijk bijdragen aan ongelijkheden in raadsadviezen, variërend van wachtlijsten in de specialistische jeugdhulp die vooral de meest kwetsbare jeugdigen treffen tot een gebrek aan culturele sensitiviteit in het werken met jeugdigen en gezinnen met een migratieachtergrond. Ook het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtsketen lijkt niet immuun voor (onbewuste) vooroordelen van de raadsonderzoeker die dit instrument hanteert, zo werd tijdens focusgroepen en interviews opgeworpen.
Het belang van aandacht voor ongelijkheid en diversiteit binnen de Raad wordt ook op beleidsniveau onderkend. Op 7 september 2023 kondigde de Raad aan onafhankelijk onderzoek te laten doen door het Verwey-Jonker Instituut naar de vraag of in het werk van de Raad sprake is van ongelijke behandeling van jeugdigen en gezinnen en hoe de culturele sensitiviteit binnen de organisatie kan worden versterkt. Ook gaat de Raad steviger inzetten op het trainen van medewerkers en directieleden op het gebied van culturele sensitiviteit en op het realiseren van een meer divers en inclusief personeelsbestand.
Deze beleidsinitiatieven zijn belangrijke stappen. Toch is meer nodig om daadwerkelijk een duurzame impact op de praktijk te realiseren. Op beleidsniveau moet worden geborgd dat gelijkheid en diversiteit structureel worden gemonitord en dat het aanpakken van gesignaleerde ongelijkheden niet vrijblijvend is. Dit geldt niet alleen voor de Raad, maar voor alle organisaties in de jeugdstrafrechtsketen. Engels beleid kan hierbij als inspiratie dienen. Het Britse Ministerie van Justitie verzamelt systematisch data om ongelijkheden in de jeugdstrafrechtsketen te kunnen identificeren en heeft daarbij het ‘Explain or Reform’ principe omarmd. Volgens dit principe moeten data die wijzen op ongelijkheden worden verklaard en gelegitimeerd door de verantwoordelijke autoriteiten. Kunnen zij dit niet, dan moet die praktijk zodanig worden hervormd dat de ongelijkheden worden weggenomen. Dergelijke hervormingen hebben de meeste kans van slagen als de betrokken ketenpartners gezamenlijk optrekken, waar nodig ook met instanties uit aangrenzende domeinen (onderwijs, jeugd-ggz, jeugdbescherming en jeugdhulp).
Individuele professionals kunnen ook zelf, los van formeel beleid, in hun dagelijkse praktijk een verschil maken als het gaat om de aanpak van ongelijkheden in het jeugdstrafrecht. Het bewust zijn en kritisch bevragen van eigen subjectieve aannames en mogelijke vooroordelen bij het opstellen van adviezen. Alert zijn op het vermijden van stigmatiserend taalgebruik in rapportages. Ogenschijnlijk kleine aanpassingen in dagelijkse werkprocessen kunnen al een grote impact hebben. Raadsonderzoekers, gedragsdeskundigen: uw werk doet ertoe. U bent een belangrijke schakel in de aanpak van ongelijkheden in de jeugdstrafrechtsketen. Neemt u de handschoen op?
[1] Mr. dr. Yannick van den Brink is Universitair Hoofddocent Strafrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Den Haag en heeft deze column op persoonlijke titel geschreven. Hij verricht momenteel een meerjarig onderzoek naar ongelijkheid in de jeugdstrafrechtsketen (2024-2027), gefinancierd door NWO. De genoemde verkennende studie is gefinancierd door een Cambridge Humanities Research Grant. Van den Brink is niet betrokken bij het lopende onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut.