Hoe ziet een effectievere en efficiëntere jeugdbescherming eruit? In september 2022 verscheen de evaluatie van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) is content met de aanbevelingen, maar zet ook kanttekeningen: beschikbare hulp is een essentiële voorwaarde voor betere kinderbeschermingsmaatregelen.
In opdracht van het WODC heeft de Universiteit Leiden de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen zorgvuldig geëvalueerd. De boodschap is dat ingrijpen van de overheid in het gezinsleven alleen te rechtvaardigen is als kinderen en ouders ook echt geholpen kunnen worden. Het onderzoek stelt dat in de jeugdbescherming op dit moment onvoldoende tijd en middelen beschikbaar zijn om kinderen te kunnen bieden waar zij recht op hebben. Een conclusie waar de RvdK zich ook in kan vinden.
Aanbevelingen
Een aantal aanbevelingen gaat over het werk van de RvdK. Zo meldt het rapport dat het huidige jeugdstelsel ingewikkeld en traag is. Dit raakt de discussie over het Toekomstscenario, waarbij de RvdK zich sterk blijft maken voor het behoud van het onafhankelijk advies aan de kinderrechter. Alleen zo kan zorgvuldige besluitvorming en rechtsbescherming van kinderen en ouders geborgd blijven.
Daarnaast stelt het rapport dat de toetsende taak van de RvdK na twee jaar uithuisplaatsing (UHP) niet nodig is. De RvdK ziet juist mogelijkheden om de werkwijze rond deze taak te verbeteren. Ook is er de aanbeveling om de positie van kinderen jonger dan twaalf jaar te versterken bij het hoorrecht. In het rapport wordt dan verwezen naar de werkwijze van de RvdK, die in eigen onderzoek al met bijna alle minderjarigen spreekt.
Voldoende tijd en aandacht
Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw wetsvoorstel. De RvdK vindt het belangrijk dat in het nieuwe wetsvoorstel het kind centraal staat en dat ervaring uit de praktijk wordt meegenomen voor het verbeteren van de (rechts)positie van kwetsbare kinderen. Niet alleen voor later, ook voor nu. De invoering ervan brengt een ander dilemma met zich mee: zijn alle betrokken organisaties in een zwaar belast stelsel nog in staat om de voorgestelde veranderingen te realiseren?