Het aantal keren dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) aan de rechter verzocht om een kind uit huis te plaatsen is gedaald. Van de in 2022 ingestroomde zaken, werd 1572 keer een verzoek gedaan bij de rechter om een machtiging uithuisplaatsing. Dat waren in 2021 nog 1997 verzoeken. De daling past in de bredere trend dat wij steeds minder vaak om een kinderbeschermingsmaatregel vragen bij de rechter.  

Het uitgangspunt van de RvdK is dat een kind bij voorkeur thuis moet blijven wonen.

Een kind gedwongen uit huis laten plaatsen mag alleen als er echt geen andere oplossing is. De impact ervan op het leven van een kind is immers enorm. In sommige gevallen is deze beslissing helaas wel nodig. De RvdK maakt zich sterk voor de veiligheid van het kind, mét oog voor contactherstel en terugkeer naar de ouders. Net als voorgaande jaren speelde in 2022 de nasleep van de kinderopvangtoeslagaffaire. In het hieruit voortvloeiende maatschappelijk debat werden vraagtekens gezet bij uithuisplaatsingen van kinderen. Er kwam kritiek op de toepassing van de Richtlijn Uithuisplaatsing, onder andere op de toepassing van de aanvaardbare termijn in de praktijk door professionals. De wet schrijft namelijk voor dat ouders en kinderen binnen een 'aanvaardbare termijn' moeten weten of een uithuisgeplaatst kind blijft wonen in bijvoorbeeld een pleeggezin of gezinshuis, of dat het terug kan naar het eigen gezin.

Nieuwe richtlijn

Het Nederlands Jeugdinstituut (Nji) maakte in samenwerking met deskundigen, waaronder de RvdK, een nieuwe richtlijn over uithuisplaatsingen. In de richtlijn ligt nu meer nadruk op het voorkomen van uithuisplaatsingen en het belang van terugplaatsing en het herstel van contact met ouders. De RvdK vindt dit een hele goede ontwikkeling. Het uitgangspunt van de RvdK is dat een kind bij voorkeur thuis moet blijven wonen.

Leren van kinderopvangtoeslagaffaire zaken

In maart 2022 werden op elke locatie van de RvdK één of twee aandachtshouders voor de kinderopvangtoeslagaffaire aangesteld. Ondertussen organiseerde de RvdK intern ook overleggen over de kinderopvangtoeslagaffaire. Hierin was bijvoorbeeld aandacht voor begrip en erkenning voor het onrecht dat ouders mogelijk is aangedaan en hoe kinderen beter te informeren tijdens lopende onderzoeken. Binnen de organisatie zijn medewerkers ervan doordrongen hoe belangrijk het is voor het onderzoek om kritisch naar mogelijk onderliggende problematiek te kijken en hierop nog beter door te vragen: zijn bijvoorbeeld armoede of schulden ook een aanleiding voor een melding. Zo wordt bijvoorbeeld tijdens overleggen aan de Jeugd Beschermingstafel (JBT) met ketenpartners grondig gekeken naar de aard van de problemen, hoe een gezin vooruit kan worden geholpen en een kinderbeschermingsmaatregel voorkomen kan worden.

Dilemma

De kinderopvangtoeslagaffaire en de maatschappelijke verontwaardiging hierover brengen wel een dilemma met zich mee. Enerzijds is het van belang voldoende aandacht te hebben voor de complexe problemen in een gezin, anderzijds is het de wettelijke taak van de RvdK om de bescherming van de rechten van het kind altijd centraal te stellen. In een klein aantal gevallen blijft ingrijpen noodzakelijk en weegt uithuisplaatsing op tegen de onveilige situatie waarin het kind zich bevindt. Waarbij grondig, zorgvuldig en betrokken onderzoek altijd een vereiste blijft.

Dalende trend

In 2022 daalde het aantal meldingen bij de RvdK voor een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel. De daling zette in 2018 in, maar is in 2022 sterker dan voorgaande jaren. In 2018 ging het om 16.053 meldingen voor een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel, en in 2022 om 12.057. Omdat wij in steeds minder gevallen na onderzoek een kinderbeschermingsmaatregel verzoeken bij de rechter leidt dit tezamen tot een sterke daling van kinderen voor wie een kinderbeschermingsmaategel wordt uitgesproken. Daarmee zet een dalende trend voort die in de voorgaande jaren is gestart. Wat hiervoor de reden is, blijft vooralsnog onduidelijk. Het kan zijn dat gedwongen hulp minder nodig is doordat de vrijwillige hulp beter functioneert, of de weg naar gedwongen hulp wordt onvoldoende gevonden.